afb. Fotopersbureau Het Zuiden, 1930

De tweede restauratie

Sint Janskathedraal

Peeters

5. De tweede restauratie

109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
Noten
1.Bronnen voor de geschiedenis van de tweede restauratie: correspondentiedossiers met briefwisseling tussen de restauratiecommissie Sint Jan, de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, later die van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, de hoofddirecteur en de directeur van de rijksdienst voor de monumentenzorg; maandrapporten en jaarverslagen van de architect der restauratie; notulen van de bouwvergaderingen (door de auteur van dit boek vanaf november 1971 bijgewoond); verslagen van de vergaderingen der restauratiecommissie Sint Jan; verslagen van de gemengde vergaderingen van kerkbestuur, restauratiecommissie en bouwteam. Al deze schriftelijke documenten bij de bevoegde instanties in 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch en Zeist aanwezig. Helaas is het archief te Zeist door onoordeelkundige opruiming in 1982 van recent materiaal over de tijd 1966-1982 zeer onvolledig. Voorts: werktekeningen, tijdschema's en werkzaamheden ingetekend op plattegronden en opstanden, 'steingerechte' tekeningen van te handhaven en vernieuwen natuursteenblokken, gearchiveerd en bewaard in de bouwloodsen. Fotoarchieven: bouwloodsen en rijksdienst voor de monumentenzorg.
2.Behalve het glas van hoogkoor en straalkapellen, dat na 1981 aan de beurt kwam en door atelier Brabant te Tilburg behandeld werd.
3.Zie onder de personalia van dit hoofdstuk op p. 134.
4.Verbinding van kiezelzuur en koolstof, in opgeloste vorm als waterglas met hoog alkaligehalte toegepast.
5.Bij de Sint Jan had tot dan toe het Zandsteenbesluit geen problemen opgeleverd. Aan de noordkant van de kerk moest het alleen in acht genomen worden bij het demonteren van zandsteen, waartoe evenzeer vergunning nodig was als voor het bewerken en aanbrengen, maar hier was geen oude, alleen 19de-eeuwse zandsteen aanwezig en die werd niet in zandsteen vervangen. Dit Koninklijk Besluit (4 october 1951, Staatsblad nr. 443) is gebaseerd op de Veiligheidswet, de zogenaamde Silicosewet (25 april 1951, Staatsblad nr. 134) en bedoeld om steenhouwers en metselaars te beschermen tegen de inademing van zandsteenstof dat de fatale longziekte silicose ('stoflongen') veroorzaakt. In zeer bijzondere gevallen kunnen de Districtshoofden der Arbeidsinspectie voor bepaalde tijd, bepaalde hoeveelheden en bepaalde arbeiders, ontheffing van het verbod op zandsteenbewerking verlenen, geadviseerd door de zogeheten zandsteencommissie en mits de daarmee te belasten arbeiders tevoren medisch goedgekeurd zijn en gebruik maken van afzuigcabines of de zogenaamde Van der Grinten maskers, rustend op hun schouders, waarin door het instandhouden van een lichte overdruk het binnendringen van stofdeeltjes in de zuurstof voorkomen wordt.
.De rijkscommissie voor de monumentenzorg heeft in het Zandsteenbesluit een ernstige bedreiging gezien voor de Nederlandse monumenten. Haar lid de beeldhouwer prof. L.O. Wenckebach nam zelfs in 1956 zijn ontslag om bij het uiterst geringe aantal ontheffingen niet langer verantwoordelijkheid te moeten dragen voor de ingrijpende materiaalveranderingen in de monumentenrestauraties. Tillema 1975, 414, 475-477.
6.Wapex: handelsnaam van een kunstharsgietmassa voor het injecteren van holle ruimten en scheuren in steen en beton en voor het verduurzamen van hout tegen belasting en slijten. Consolith: hydrofoberend middel. Verderop wordt nog genoemd conserduc: handelsnaam voor een middel om hout te verduurzamen en vrijwaren voor houtworm, boktor en zwam, door het te drenken in een vloeistof op basis van chemisch gebonden pentachloorfenol.
7.Hezenmans (L.C.) 1906, 162-165.
8.Een polymere (veeldelige) substantie is een scheikundige verbinding opgebouwd door additie van gelijksoortige moleculen, elkaars werking versterkende en chemisch vast en taai. In wording heet dit proces polymerisatie. Copolymerisatie als er sprake is van meer dan één soort monomere (eendelige) moleculen. Kunststoffen zijn organische polymeren.
9.Perspexplaten zijn doorzichtige polyesterpanelen. Lexan, verderop genoemd, is de handelsnaam voor een onbreekbaar, warmte en geluid isolerend glas van polycarbonaat.
10.Expoxyhars: kunsthars, een van de organische polymeren, dat de epoxygroep bevat, een koolstof-zuurstofverbinding, in relatief grote moleculen, waardoor een zeer grote hardheid bereikt wordt.
11.Piet Barto, 'Akoestische begeleiding bij kerkrestauraties', Monumenten 2 (1981), nr. 3, p. 19.
12.Dupa-grond: hechtings- en verhardingsmiddel.
13.P.v.c.: de kunststof polyvinylchloride. Caseïneverf: verf met als bindmiddel een eiwitachtig bestanddeel van melk. Latex: melksap van de rubberboom, maar ook synthetisch bereide rubberachtige vloeistof, rubberverf.
14.Lithopoon: witte, dekkende verfstof, bestaande uit zwaarspaat en zinksulfide met wat zinkoxyde. Alcasit compound: een afdichtingsmiddel.
15.Tratteggio: retoucheren door arceren, aanvullen door parallelle strepen in dezelfde kleuren als het origineel zodat het onderscheid tussen oud en nieuw zichtbaar blijft maar toch voor het oog een bevredigende volledigheid van de compositie naar vorm en kleur ontstaat.
16.Zie daarentegen het fotovouwblad Monumentenzorg in kleur en schilderingen, uitgave van de Afdeling Voorlichting van de rijksdienst voor de monumentenzorg, juli 1980: 'Pilaren en kolommen, die de gewelven dragen, werden geschilderd: de onderste delen ervan, de basementen, vaak in donkere "kleuren" als grijs en zwart alsof ze nog een deel waren van de donkere vloer. (Dat de verf en de donkere kleur gelijktijdig bescherming boden tegen het schrobwater was natuurlijk ook heel gemakkelijk!).'
Terwijl de firma J.G. Kocken beneden bezig was, werd door A. Volders uit Meerssen de beschildering van het meest westelijk schipgewelf, boven het orgel in 1966 verwijderd en de bepleistering totaal vernieuwd en blank gelaten, de polychromie op de ribben daarentegen geconsolideerd evenals die op de sluitsteen, een reliëf Sint Michael en de draak voorstellend.
17.R.v.s.: roestvrij staal.
18.Tillema, 1975, 467 n. 13.
19.De totale kosten van de restauratie van de Nieuwe Kerk in Amsterdam vanaf 1959 tot de voltooiing in 1980 beliepen ƒ 49.757.854,- waarin 99% subsidie verleend werd door het rijk tot een maximumbedrag van ƒ 49.260.275,- terwijl de provincie en de gemeente geen subsidie behoefden te verstrekken.
20.'Er is dus een wezenlijk verschil tusschen de oude en de moderne kunst- en levensstijl. Met den maatstaf van het nut gemeten, is de oude kunst vol overtolligheden. Niet zonder zelfoverschatting heeft men, in het begin van deze eeuw, kastplanken vol geschreven, om die vermeende overdaad te brandmerken (...) en om te bewijzen dat nu, voor het eerst in de heele geschiedenis, de kunst waarachtig werd, omdat ze alleen nog de zakelijke taal van de rede sprak (...). De nieuwe wijze van bouwen heeft door haar hooge technische volkomenheid, haar nieuwheid, haar bewegelijkheid en steeds verrassend karakter, iets meesleepends. Maar omdat ze niet uit de stilte van het wezen voortkomt, kan de ziel er geen rust in vinden (...). Een heimwee blijft ons binden aan die kunstwerken uit het verleden, die ondanks onvolkomenheden en ongeschiktheid, voor onze verwende lichamen, ondanks den afstand van den tijd, die hen van ons scheidt, ons onweerstaanbaar blijven trekken, omdat de liefelijkheid en de stille welsprekendheid van de Wijsheid, die hen voortbracht, ons er in tegen komt, en ons werkelijk kan doen rusten'. m.j. granpré molière, 'Wederopbouw', Forum 1 (1946), 157-162. Volgt een pleidooi voor restaureren als voortbouwen op het verleden, organisch voortwerken aan het historisch gegevene, 'terug te keeren op het pad der overlevering, niet om weer 't zelfde opnieuw te zeggen, maar juist om, zooals alle harmonie vraagt er iets complementairs aan toe te voegen'.
21.Voor het woonhuis en het refugiehuis: Bouwkundig Weekblad 66 (1948), 241-243; voor nieuwbouw naar zijn ontwerp uit 1950 in de Zusters van Orthenpoort, min of meer in de vorm van een hofje: Katholiek Bouwblad 17 (1949-1950), 129-131. Een artikel, waarin ook de Sint Jan een rol speelt: Piet van Kessel, 'Hoe staat het met de herbouw onzer kerken?' Katholiek Bouwblad 14 (1946-1947), 29-34 (vraaggesprek met Rector H. van Helvoort, bisschoppelijk inspecteur voor bouwzaken te 's-Hertogenbosch).
Tekeningen van P. van Kessel illustreren: vincent cleerdin, Het Brabantsch dorp (Heemschutserie), Amsterdam 1944, en P.H. van Kessel, 'Wereldlijke Bouwkunst' in: Het Nieuwe Brabant dl 1, 's-Hertogenbosch 1952, 315-373.
22.'Restauratie Architekt Herman Teering belijdt: Sint Jan heeft mij al dertig jaar betoverd!', Heemschut 58 (1981), nr. 3 (maart), 42-44. Andere restauraties onder zijn leiding: huizen in de Molenstraat te 's-Hertogenbosch en aldaar de huizen Vughterstraat 267 en 268 en Lepelstraat 12. Voorts de panden St. Janskerkhof 8 en 10, aangekocht door het kerkbestuur van de binnenstadsparochie om functies ten
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 109-138